Toen de Noorse kolonisten zich in 874 op IJsland vestigden was het eiland bijna geheel onbewoond. Zij brachten diverse huisdieren mee naar IJsland, o.a. de stamvaders van de IJslandse Hond. In de IJsland sage wordt al rond het jaar 880 over schapen en schepers (herdershonden) verteld. Het moet een kleine keeshond zijn geweest, die ook de voorvader van de Noorse Buhond was. De IJslandse Hond hoort dus thuis in het rijtje van de Scandinavische keeshonden, net als de Noorse Buhond, de Finse Spits, de Norrbotten Spets en de Lundehond. Rond het jaar 985 zeilde de Noormannen van IJsland uit naar het westen van Groenland. Hier ontdekten zij de Groenlandse hond, die gehouden werd door de Eskimo s. En waarschijnlijk brachten de Vikingen een aantal van deze slede honden mee naar IJsland. Het is niet uitgesloten dat de IJslandse Hond ook enig verwantschap toont met de Groenlandse hond. Een aantal verwijzingen naar de IJslandse Hond schijnen aan te geven dat er twee types algemeen voorkomen : een meer te vergelijken met de Eskimohond en een van de grootte van een Noorse Buhond. De IJslandse Hond is een van de oudste zuivere hondenrassen. Dit is voor al te danken aan de uiterste strenge invoerbepalingen, die sedert het jaar 1000 in IJsland golden, en natuurlijk de afgezonderde ligging. De IJslandse Hond heeft eeuwenlang dienst gedaan op de boerderijen, vooral als herdershond van schapen en paarden. De honden werd geleerd schapen te hoeden. De schapen werden in de zomer de bergen in gedreven en in de herfst ging de boer omhoog en haalde ze weer terug. De hond moest de schapen ordenen en de verdwenen schapen opsporen. Ook werden de honden gebruikt om de runderen, de paarden en schapen van de weilanden rond het huis, die nodig waren voor het hooi in de winter weg te houden. De honden moesten daarom zeer intelligent zijn, voor de boer waren ze veel waard. Het ras kreeg vele epidemie n te verduren, waardoor tijdens de laatste epidemie van de hondenziekte aan het einde van de negentiende eeuw ongeveer 3/4 van de IJslandse Honden stierf.
Rond het midden van de 20e eeuw was de IJslandse Hond door vermenging met ge-importeerde honden echt zeldzaam geworden en had het niet veel gescheeld of hij had niet meer bestaan. In de vijftigen jaren ging Mark Watson, een Amerikaanse hondenfokker zich voor het ras interesseren en hij reisde in IJsland rond om naar de raszuivere IJslandse Hond te zoeken. En hij is daar mee gaan fokken echter zonder ze te registreren. In 1976 kwamen met de import van IJslandse paarden zo nu en dan IJslandse honden mee naar Duitsland en Nederland. In Nederland waren ze voor het eerst te zien op de Wereldtentoonstelling 1985 te Amsterdam. Daarna is Mevr.Beer-Schell zich gaan inzetten voor dit ras en heeft IJslandse Honden ge-importeerd vanuit Denemarken en Duitsland. In 1986 volgden er nog enkelen en het gaat nu bijzonder goed met de IJslandse hond. Door een groeiende populariteit van het ras hebben een aantal fervente liefhebbers in 1991 de Vereniging de IJslandse Hond in Nederland opgericht. In maart 1999 verkreeg de vereniging zijn definitieve erkenning door de Raad van Beheer. In 1996 besloten enkele landen samen te werken om dit schitterende oude ras te behouden. Behalve het moederland IJsland zijn dat op dit moment Noorwegen , Zweden, Finland, Denemarken, Nederland en Duitsland.
Karakter, Aard en Bouw.
De IJslandse Hond is een prettige, ijverige en handelbare hond. Een echte gezinshond lief en betrouwbaar bij kinderen. Hij is vriendelijk naar andere toe en is zeer nieuwsgierig van aard. Hij is alert en waaks , zijn oren bewegen continu. Het is een zeer levendige hond en zeer snel, en heeft een groot uithoudingsvermogen. Hij heeft een zeer goed co rdinatievermogen. De IJslandse Hond houd van gezelschap om zich heen en het opzoeken: hij vind het heerlijk om vlak bij je voet te liggen. Hij mist het jachtinstinct van de meeste Scandinavische rassen. Al hoewel ze wel graag de eenden het water in drijven of achter vogels aan zitten. Het instinct tot bijeendrijven daarentegen is sterk ontwikkeld. Ook kan de IJslandse Hond Glimlachen Hij is bijzonder waaks en iedere bezoeker wordt met een luid, maar niet dreigend, geblaf verwelkomd. De IJslandse Hond is een typische keeshond met opstaande oren en een gekrulde staart. De verschillen tussen reuen en teven zijn duidelijk zichtbaar. De hond is een middelbare grootte : reu 44-45cm, teef 38-44cm. De vacht bestaat uit een wollige ondervacht en een waterafstotende bovenvacht, die kort-middel-of langharig kan zijn.
Alle kleuren zijn toegestaan, mits er een hoofdkleur is. De meest voorkomende kleuren zijn : rood, beige- bruin, zandkleur zwart, black and tan en wit. De meestal dubbele wolfsklauwen aan de achterpoten hebben op IJsland een functie, n.l. een betere houvast op gladde rotsen en in de sneeuw. De IJslandse Hond is geschikt voor jong en oud. Hij heeft wel een lange wandeling nodig om zijn energie kwijt te kunnen. Het bos de heide of de duin is voor de hond ideaal. Ook mogen ze graag zwemmen. Even schudden en ze zijn zo weer droog. De IJslandse Hond onderhoud zichzelf goed likt zich weer helemaal schoon. Ook valt op dat de vacht van de IJslanders reukloos zijn. Zo nu en dan een borstel door de vacht vind de hond fijn en als de hond in de rui is hou het dan even bij. De IJslandse Hond is een robuuste hond. Een goede verzorgde hond komt als regel alleen bij de dierenarts voor zijn entingen en behoudt tot op hoge leeftijd,15-18jaar is geen uitzondering, zijn vitaliteit. Belangrijk recept voor een goede gezondheid is voldoende beweging, liefst zo`n 1 a 2 uur per dag, ofschoon hij het langer vol kan houden!
© IJslandse Hond - Zuid-Veluwe